Ellis Ellenbroek −
19/07/08, 00:00
Waren garnalen maar zo eenvormig als knikkers. Dan hadden Klaas en Appie Kant niet vijftien jaar hoeven ploeteren op hun pelmachine.
Oorverdovend is het lawaai in de gekoelde hal. Klaas Kant, ingepakt in verplichte beschermende kleding, kan zich nauwelijks verstaanbaar maken. Hij wijst naar een onderdeel van een van de draaiende machines, zo op het oog een miniatuur schoepenrad. „Dit is waar het om draait.”
Met toeters en bellen lanceerde Nederlands grootste verwerker van Noordzeegarnalen, Heiploeg in Zoutkamp, onlangs een nieuw pelstation met veertien machines. Klaas Kant (46) en zijn vader Appie (72) waren het trotse middelpunt van die presentatie.
Jarenlang zochten zij koortsachtig naar een manier om de Noordzeegarnaal, of Hollandse garnaal, doeltreffend machinaal te ontdoen van zijn pantser. Kant: „We kunnen met raketten naar de maan, maar we hadden geen machines om een garnaal te pellen. Dat ergerde mij.”
Vader Appie had ooit een thuispelbedrijf in Termunterzijl. Hij leverde maaltjes af op thuispeladressen. Toen het thuispellen in 1990 in Nederland werd verboden, kocht hij zes machines. Het bleek een teleurstellende aanschaf. Zoon Klaas: „De machines waren veel te ingewikkeld, gebruikten te veel water en waren vreselijk gevoelig voor slijtage.”
Buitenlandse handpelstations kwamen op. Heiploeg startte er vier in Marokko. Ondertussen stortte de familie Kant zich op het uitvinden van een pelmachine. Klaas Kant probeerde van alles. Hij experimenteerde met stoom en met compressortjes om het zachte garnalenvlees uit de harde jas te blazen. „Dan zaten de garnalen thuis tegen het behang.”
Geen garnaal is gelijk, dat was het probleem. „Ze zijn recht, krom, groot, klein, slap, hard. Als het nou knikkers waren.”
In 1996 stonden er dan toch tien eigen machines. Verkopen wilde de familie niet, uit angst dat hun concept zou worden nageaapt. Ze verhuurden hun diensten aan Heiploeg.
Toen de garnalengigant snellere apparaten verlangde, wisten Appie en Klaas de capaciteit flink op te voeren. Maar die nieuwe modellen mochten dan snel zijn, ze haalden niet het gewenste rendement: een kilo vlees van drie kilo garnalen. In 2001 gingen de Kants failliet.
Klaas ging bij een kippenslachterij werken. „Nooit geen garnalen meer, dachten we.” Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Vader Kant bouwde een nieuw prototype. Deze keer kocht Heiploeg vier apparaten om mee proef te draaien en nu is er dus de pelstraat met veertien gepatenteerde exemplaren. Die draaien veertien uur per dag en pellen dagelijks twaalfhonderd kilo. Klaas Kant is chef machinale pellerij geworden.
Hij vist een garnaal die zijn schaal nog om heeft uit een bak. Een enkeling glipt er nog maar tussendoor. Hoe dat allemaal werkt met dat schoepenrad, wil Kant niet uitleggen. Wel benadrukt hij dat de machines zo mechanisch mogelijk zijn gehouden. „Amper elektronica, veel te storingsgevoelig met dat zoute water.”
„Wij zijn heel gewone jongens”, zegt hij. Uitvinders tegen wil en dank eigenlijk. Ergens onderweg kostte het Klaas zijn huwelijk en het faillissement ging hem ook niet in zijn koude kleren zitten. „Maar er zat geen ho aan. ”